Orthodox Klooster van de Heilige Johannes de Voorloper

Kerstmis

Christus wordt geboren, looft Hem!
Christus komt, gaat Hem tegemoet.
Christus op de aarde, verheft u!
Zingt de Heer, gehele aarde;
zingt Hem vreugdig, alle volken,
want Hij wordt verheerlijkt.
(1e Irmos van de Canon)

Kerstmis is het feest van algemene vreugde, zelfs in deze tijd, waar het begrip van de zaak waar het om gaat, vaak volkomen verdwenen is. Daarom is het goed ons erop te bezinnen wat we nu eigenlijk vieren.

Het gaat om een gebeurtenis die van beslissend belang is voor heel de mensheidsgeschiedenis, die samengevat wordt in de persoon van Adam, de stamvader van het mensengeslacht. De mens, die de gehele aardse natuur tot zijn beschikking had gekregen, was daar niet tevreden mee en eiste voor zichzelf de God-gelijkheid op, daartoe aangezet door een geestelijke macht die tegen God in opstand was gekomen. Het kon niet anders, of hij stortte daarmee zichzelf in het ongeluk. Wel is de mens geneigd om dat ongeluk te interpreteren als de wraak van een vertoornde God, maar we behoeven er toch niet heel diepzinnig over na te denken om in te zien dat het algemene menselijk ongeluk de volkomen logische consequentie is van dat zichzelf losscheuren van zijn oorsprong, van zijn voedende wortels. Het is voor God in het geheel niet nodig wraak te nemen: die afscheiding zelf kàn alleen maar noodlottig zijn. Wanneer we weigeren om te eten, dan gaan we van honger dood, en dan willen we nog aan God verwijten dat Hij ons niet door een wonder toch in het leven houdt. Wanneer we ruim baan geven aan onze irritaties en elk lasterlijk vermoeden opblazen tot bewezen feit, en daarom op onze broeders beginnen in te hakken, dan zien we nog kans om het God kwalijk te nemen dat Hij de oorlog niet verhindert. We willen ten koste van alles zelfstandig en onafhankelijk zijn, maar wanneer we daarvan de gevolgen ondervinden, zien we dat als bewijs dat er geen God van liefde bestaat.

In feite is God echter telkens weer bezig om dat te doen waarop wij geen enkel recht kunnen doen gelden: de door ons veroorzaakte breuk te herstellen en ons tot Zich terug te brengen. Omdat het zulk een wezenlijk kwaad betreft, kan dit niet op een koopje geschieden, kan het niet zo maar met een of andere verklaring worden afgedaan: er moet, door de aard van de zaak, een heel dure prijs voor worden betaald. Het tekent Gods grootheid dat Hij die prijs ook inderdaad heeft betaald. Hij is gegaan tot het onvoorstelbare uiterste der mogelijkheden en Hij heeft Zichzelf aan Zijn schepsel gelijk gemaakt. Hij is lichamelijk binnengetreden in het menselijk geheel, en heeft daarbij alle privileges van het God-zijn van Zich afgezet, om zonder enige belemmering door te dringen in het weefsel der mensheid, om te worden als ieder van ons, om heel onze beperktheid en kwetsbaarheid tot de Zijne te maken.

Tegelijk heeft God daarmede Adams verlangen op de enig mogelijke wijze vervuld. Het feit dat God binnengetreden in ons mens-zijn en daardoor in de mensheid, veroorzaakt tegelijkertijd dat de mensheid deel heeft aan de mensgeworden God. Volgens de samenvatting van de grote kerkleraar Athanasios: God is mens geworden opdat de mens God zou kunnen worden. En hierin ligt de diepste grond van onze vreugde bij het Kerstfeest. Het feit dat God wezenlijk mens is geworden, niet maar als een speeltje zoals in de heidense mythologie, niet om Zichzelf op een of andere manier te bevoordelen, maar uit een innerlijke wens de verloren mensen te redden, hen weer tot hun eigen wezen terug te brengen, te herstellen wat vernietigd was: de vertrouwvolle relatie tussen de mens en zijn Schepper.

Dit centrale wonder wordt omgeven door een krans van daarmee verbonden feiten die de dankbare verwondering en bewondering hebben wakker geroepen van alle bewuste christenen in de sinds die Geboorte verlopen eeuwen; en die daarom bezongen worden in de hymnen van dit stralende feest. Die verwondering wordt onder woorden gebracht in een reeks van paradoxen. Daar is de oneindige God, die alle oneindigheid van het stoffelijk heelal overstijgt, maar die Zich samenbundelt in de bekrompen ruimte van een menselijke moederschoot, en Die daarin groeit en gestalte aanneemt als ieder mensenkind. De in absolute zin Almachtige, die nu, evenals iedere baby, ter wereld komt als een volstrekt hulpeloos Kind, totaal afhankelijk van een zorgende moeder. Hij die aan al wat leeft het voedsel geeft, moet nu drinken uit een menselijke borst. De goddelijke Energie die is als een alles verterend vuur, woont nu in een zwak mensenlichaam zonder daar enige schade toe te brengen. De volstrekt Onlichamelijke die onzichtbaar, ontastbaar en onaanraakbaar is, wordt een voor onze lichamelijke ogen waarneembare gestalte, grijpbaar voor onze handen: warm, levend vlees, zoals de apostel Joannes schrijft in zijn zendbrief.

Dit wonderbare komt ook op meer gewoon menselijk vlak tot uiting. Zoals de idylle van de Geboorte in de dierenstal, de grot met de kribbe en de verschijning van de Engelen aan de herders; de ster die de Wijzen uit het Oosten met hun schatten naar Bethlehem brengt; de aanvallen door het kwaad, dat al direct beginnen met de kindermoord door Herodes. Daar is ook het stille drama van Josef, die voor een fait accompli wordt gesteld wanneer hij ziet dat zijn maagdelijke bruid in verwachting is, terwijl zij niet weet hoe zij kan praten over een gebeurtenis die voor haar zelf zo onbegrijpelijk is.

Het geestelijk geweld dat gepaard ging met deze alles omwentelende vereniging tussen God en mens, bracht schokgolven voort die niet slechts natrillen in heel de verdere geschiedenis, maar die reeds echo’s verwekten in de voorafgaande eeuwen. In de advent hebben we geluisterd naar de vaak wonderbaar exacte uitspraken der Profeten, en een aantal van deze profetieën klinken weer op bij deze viering. Ook het feit dat de mens naar Gods ikoon en gelijkenis geschapen was, krijgt door Christus’ komst een geheel nieuwe en nog veel diepere dimensie: Toen de Schepper zag dat de mens die Hij met Zijn handen geschapen had, ten onder was gegaan, boog Hij de hemelen neer om af te dalen. Hij neemt de menselijke natuur aan uit de goddelijk-reine Maagd, en wordt in waarheid vlees. (Canon)

Dit alles moet natuurlijk ook gevolgen hebben voor ons eigen leven. Het is natuurlijk niet voldoende om voor deze ene nacht in een vrome stemming te verkeren; zo’n viering dient er ook voor dat wij weer beseffen wat er aan ons eigen leven ontbreekt; dat die gemeenschap met Christus voor ons verplichtingen schept; dat we onze dank niet alleen met onze mond maar met onze daden moeten betuigen, door te beantwoorden aan de steeds weer herhaalde oproep van onze Verlosser. Alleen dan kunnen we met hart en ziel, en echte overtuiging het feestlied zingen:

Uw Geboorte, Christus God,
bracht aan de wereld het nieuwe licht der kennis.
Aan de aanbidders der sterren leert een ster
om U te aanbidden als Zon der Gerechtigheid,
opgaand uit den hoge: ERE ZIJ U.