Orthodox Klooster van de Heilige Johannes de Voorloper

Christus in ons

De Advent, de voorbereidingstijd op de viering van de Geboorte in het vlees van onze Heer Jezus Christus, brengt ons op een bijzonder dringende manier tot het onszelf bewust maken van het centrale mysterie van het christen-zijn. Het gaat om de onbegrijpelijke, en daarom ons logisch verstand volkomen te boven gaande overtuiging dat de oneindige God, de Schepper van alles wat bestaat, de Heer over alles wat tot nadenken in staat is, wezenlijk mens is geworden. Niet in grootheid of heerlijkheid, maar in een geheel onbelangrijke, ondergeschikte positie, treffend uitgebeeld door Zijn eerste rustplaats: een voerbak voor vee, het veelbezongen kribbetje. Het lijkt iets volkomen onmogelijks te zijn, en toch springt ons binnenste op van vreugde en blijde verwachting. Het is een belofte die antwoord geeft op een heel diep verlangen. Wij voelen ons eenzaam en verlaten in de overweldigende kosmos, en dan horen we, geheel buiten onze verwachting, die boodschap dat de Schepper Zelf ten diepste met ons verbonden wil zijn.

We herkennen die verwachting van ons hart in de reactie van de jonge vrouw in Nazareth, toen de engel Gabriël haar verkondigde dat de Zoon van de Allerhoogste uit haar geboren zou worden. Zij schrok ervoor terug en opperde heel nuchter technische bezwaren. Maar in zichzelf ervoer zij reeds de oplossing, en in stille vreugde stelt zij zich beschikbaar voor deze opdracht. Het ging om iets volkomen ongehoords en het zou niet meer dan natuurlijk zijn dat zij totaal overstuur zou zijn geweest van schrik en angst. Maar het is duidelijk dat zij niet in paniek raakte, doch integendeel het aanbod ervoer als het antwoord op het diepste verlangen van haar wezen.

Een van de mooiste Moeder-Gods-ikonen heet: de Moeder-Gods van het Teken. Dit woord stamt uit de profetie van Jesaja (7:14), en wordt door de Engel als beslissend argument aangevoerd om Jozef gerust te stellen (Mt.1:23): En dit zal u tot Teken zijn: Zie, de Maagd zal ontvangen en een Zoon baren En men zal Hem noemen: Emmanuel, God met ons.

De heilige Maagd staat daar, in koninklijke houding, met de handen geheven in gebed. Zij draagt een groot medaillon op de borst met het staande Kind, eveneens met in gebed geheven handen, en omgeven door de Gods-aureool. Het is de fijnzinnige uitbeelding hoe de Maagd de Emmanuel draagt onder haar hart, waar Hij in het verborgene groeit als een mensenkind, tot aan Zijn Geboorte in Bethlehem.

Maria is God-draagster in de meest letterlijke zin van het woord. Haar schoot bezingen wij als meer omvattend dan de hemelen, want zij omvat Hem Die zelfs de hemelen niet kunnen omvatten. God neemt menselijk vlees en bloed aan uit het bloed van de Maagd. Hij wordt been van haar gebeente en vlees van haar vlees, zoals Adam over Eva sprak. Er is een volkomen verbondenheid tussen moeder en kind.

De ikoon van het Teken leert ons echter nog iets anders, want God is niet Mens geworden om slechts met Maria verbonden te zijn. Zij is voor God het knooppunt om op bijzondere wijze verbonden te zijn met de gehele mensheid. De mensheid in zijn geheel, en tegelijk met ieder mens afzonderlijk. Want wij, mensen, zijn niet maar een toevallige verzameling individuen. Wanneer we er even over nadenken, kunnen we zien hoe we op duizenden manieren met elkander verbonden zijn, niet alleen met wie nu leven, maar met allen die aan ons zijn voorafgegaan. Het meest zichtbaar is de band met onze ouders en naaste familieleden. Maar wanneer we bedenken hoeveel anderen gewerkt hebben aan het voedsel en alles wat we voor ons leven nodig hebben, zowel materieel als geestelijk, dan zien we voor ons innerlijk oog een netwerk van menselijke betrekkingen zich uitstrekken dat de gehele aarde omvat.

We zijn delen van een grandioos geheel dat we de mensheid noemen, een geheel dat veel reëler is dan de abstracte klank van dat woord zou doen vermoeden. Door Zijn menselijke geboorte is ook Jezus van Nazareth een levend deel van dat geheel en staat Hij door geestelijke en lichamelijke bloedverwantschap in betrekking met iedere mens en maakt ons deelgenoot van Zijn goddelijke natuur, welke Hij inbrengt in die mensheid. Of zoals de Engel het veel beter uitdrukt: Hij zal Zijn volk verlossen van hun zonden. Zo zien we dus reeds iets van de rijkdom en volheid welke ons door Christus’ Geboorte geschonken zijn, en die wij met zulk een blijdschap in de kerkelijke hymnen bezingen.

We zouden deze vreugdevolle betrekkingen een zuiver natuurlijke verbondenheid kunnen noemen, die gegrond is op het feit van Christus’ Geboorte als mens. Maar Christus is ook God Die niet gebonden is aan onze menselijke beperkingen, en Hij heeft gekozen voor een oneindig diepere verbondenheid. We zijn door Hem geschapen, zowel rechtstreeks als indirect en dat stelt ons reeds in een bijzondere verhouding tot Hem. Hij is onze Maker, onze Meester, Hij heeft ons tot levende wezens gemaakt, met verstand en gevoel en Hij heeft het verlangen naar schoonheid en liefde in ons neergelegd. En bovenal: Hij houdt van ons op een heel persoonlijke manier. Wanneer we ons door die mateloze liefde laten grijpen en die beantwoorden, met de zwakke liefde en dankbaarheid waartoe onze gebroken krachten in staat zijn, dan kan er een bijzondere schoonheid tot stand komen, zoals wij die in de levens van veel Heiligen mogen zien.

Ook wij zijn geroepen om God-drager te worden. Vanaf Zijn kant heeft de God-Mens alles gedaan om dit mogelijk te maken. Hij is mens geworden zonder enige reserve, zonder ook maar iets van Zichzelf te beschermen tegen de bittere gevolgen die dit mens-zijn kon meebrengen. Hij heeft Zich volkomen overgegeven aan de uiterste dieptepunten van het menselijk lot. Hij was er Zich volkomen van bewust dat Hij niet slechts liefde zou wekken, maar evenzeer haat. Het blijkt telkens weer uit Zijn woorden. Hij laat Zich niet afschrikken en gaat met open ogen zijn ongeluk tegemoet, zonder te vluchten, zonder Zich te beschermen.

Daarom kunnen wij er zo verzekerd van zijn dat Hij met ons verbonden blijft, wat er ook met ons gebeurt. Hij is vlees van ons vlees, been van ons gebeente, opdat wij vlees en bloed mogen zijn van Zijn vlees en bloed. Dit gebeurt niet in overdrachtelijke zin, maar volkomen letterlijk. Met de grootste nadruk heeft Christus Zichzelf tot spijs en drank gemaakt, omdat Hij ook op lichamelijke wijze deze totale gemeenschap tot stand wilde brengen. Mijn Vlees is waarlijk spijs, Mijn Bloed is waarlijk drank, zegt Hij tot de menigte die in spanning naar Hem toe was gekomen na de wonderbare spijziging. En Hij laat Zich daar niet van afbrengen door protest en ongeloof, terwijl velen mopperend wegliepen: Wie kan er nu naar zoiets luisteren! Hij wordt daardoor juist steeds beslister en spreekt nog nadrukkelijker: Alleen wie Mijn Vlees eet en Mijn Bloed drinkt, heeft eeuwig leven.

Het is duidelijk dat Hij ons wil veranderen van binnenuit. Hij wenst dat wij niet handelen omdat het van ons geëist wordt, maar omdat we zozeer met Hem zijn samengegroeid dat we uit onszelf handelen zoals Hij het zou doen. Zoals de heilige Paulus zegt: Niet ik leef nog, maar Christus leeft in mij. Zijn Geboorte is voor ons een keerpunt in de mensheidsgeschiedenis. God met ons, niet slechts als onze Schepper en Formeerder, maar als een van ons, als Mens onder de mensen.

De Geboorte van Christus is daardoor ook onze eigen geboorte. Het is deze nieuwe geboorte die Christus als eis stelde in Zijn nachtelijk gesprek met Nikodemus: Voorwaar, Ik zeg u: Tenzij iemand opnieuw geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet aanschouwen. Christus moet in ons geboren worden en groeien. Ook wij moeten ons Fiat uitspreken zoals de Maagd. Wanneer wij in ons leven op een of andere wijze met God in aanraking komen, wordt aan ieder van ons gevraagd uit heel ons hart en met blijdschap te zeggen: Met mij moge geschieden naar Uw woord. Christus moet in ons ontvangen worden en groeien en ook uit ons geboren worden in de daden van ons leven. In ons denken en handelen moet zichtbaar worden dat wij verloste mensen zijn, dat we een nieuwe mens zijn geworden, en niet nog steeds de oude mens maar in een vroom jasje.

Dat vraagt onze overgave, dat kost moeite en inspanning maar schenkt tegelijk een diepe vreugde, want ondanks al ons tekort schieten mogen we iets van Hem overbrengen. Op zulk een ogenblik is de zin van ons leven vervuld. Wanneer we iets voor anderen mogen betekenen, zijn we een nieuwe mens, en niet meer opgesloten in onze eigen beperktheid. Daarom kunnen we vol vreugde zingen:

Christus wordt geboren, looft Hem;
Christus komt, gaat Hem tegemoet.
Christus op de aarde, verheft u.
Zingt de Heer, gehele aarde;
zingt Hem vreugdig, alle volken,
want Hij is verheerlijkt.
(1e irmos van de Kerstcanon)